Ergens in de tijd toen de dieren nog spraken (héééél lang geleden dus), liep een jongetje gek van strips. Hij wilde wel tekenen (maar zo begaafd was hij daar nou niet echt voor) en vooral verhalen vertellen. Academie was een taboewoord thuis, dus ging hij ten einde raad Kunstgeschiedenis studeren. Gelukkig kon hij zijn eindverhandeling over strips maken, wat toen nog een ongekend waagstuk was in een tijd dat strips vulgair, achterlijk leesvoer voor onderontwikkelde barbaren was. Meteen werd de universiteit van Leuven tegen wil en dank ook bedacht met een tentoonstelling "De Nieuwe Heldenmakers" over de jongste generatie vernieuwende strips... in 1978 wel te verstaan! In die periode stond hij ook aan de wieg van het Vlaamse Stripgilde, waarvoor de eerste vergaderingen op het "kot" aan de Kapucijnenvoer werden gehouden. Die eindverhandeling en een jeugdvriend (Sylvain Polfliet) brachten het balletje aan het rollen. Het diploma van kunst HYSTERICUS werd prompt in de souvenirdoos gegooid en KDS dook de stripwereld in. Met Sylvain Polfliet ging hij Lee Karnak maken (over een archeoloog) en met Leo Fabri, die de affiche voor de tentoonstelling "De Nieuwe Heldenmakers" maakte, ging hij "De Grondels" (een strip met Schotse dwergen) op papier zetten voor het weekblad "Kuifje" (later album bij De Gulden Engel). Al snel kreeg hij door dat je met scenarioschrijven niet echt een deftige kostwinning kon bekomen in arm Vlaanderen, zeker niet met een rits kinderen. Vertaalwerk, letteringen, inkleuringen en een aantal journalistieke (strip) opdrachten (o.m. voor BRT-radio en televisie) moesten de financiële kant gezond houden. Na wat sporadisch scenariowerk voor o.m. Ryssack, Berck, Jean-Pol en Jeroen De Coninck, kwam eindelijk de eerste echte reeks uit: De Voyageurs (opnieuw onder schuilnaam, en serie over de wijdse Canadese natuur, waarin de liefde voor Indianen, dieren en het "ware" leven zat)... die na twee albums door de uitgeverij werd afgevoerd wegens te traag verschijningsritme. Momenteel zit een reprise van De Voyageurs er aan te komen mét een andere tekenaar (Pat Masioni) + nog twee andere nieuwe reeks met opnieuw Pat Masioni en met Thembo Kash, twee Congolese virtuozen met de pen. Ergens in dat brontosaurussentijdperk leerde hij ook Hans van den Boom kennen wat resulteerde in een aantal Dossiers (Walthéry, Craenhals, Cauvin, Franquin). Intussen werden in Brussel plannen gesmeed voor een heus stripmuseum en ook daarvoor hing men aan de bel. De redactie van de Nederlandstalige editie van het infoblad "Imago", maar ook een deel van het permanente museumgedeelte en een aantal tijdelijke tentoonstellingen werden door KDS ontworpen (in het permanente deel o.m. Bob De Moor, Marc Sleen, Roba, Morris..., tijdelijke tentoonstellingen o.m. over Craenhals, Bosschaert, de indianen van Derib en nu in oktober 2000 Johan en Bob De Moor). Intussen blijft KDS liefst vér op de achtergrond, veilig weggedoken op het platteland tussen boompjes en diertjes, gaat hij rustig door met vertaal- en letterwerk in afwachting van énkele stripreeksen die hem nauw aan het hart liggen en die hopelijk ooit eens furore maken. Maar echt dringen doet dat niet... (c) Arboris